Ga naar de inhoud
.

… eenen altoosdurenden afkeer tegen de gemengde huwelijken …

… en die uitzondering zal niet als een verrassing komen: Als er vóór de trouwplechtigheid al een kindje op komst is, dan moet het huwelijk toch doorgaan, gemengd of niet gemengd. En precies dat is bij Michiel, 20 jaar en Bartjen, 23 jaar het geval. Ze trouwen op 7 september 1839.

Twee maanden na het sluiten van het huwelijk wordt er een jongetje geboren, Jacobus Johannes. Jacobus wordt, met instemming van beide ouders, gedoopt in de katholieke kerk. In 1841 raakt Bartjen opnieuw zwanger. De aanstaande moeder vindt het redelijk dat dit tweede kind, zeker als het een meisje is, hervormd wordt gedoopt, maar haar man voelt daar niet zo veel voor. Hij zelf wil zijn vrouw wel ter wille zijn maar hij voelt zich onder druk gezet door zijn familie en door meneer pastoor. Die gaat dit beslist niet accepteren!

Michiel werkt zich in de nesten

Bartjen zet echter door en zoekt de steun van dominee Immink. De zielenherder belooft zijn best te zullen doen om Michiel te overtuigen en gaat enkele keren op bezoek om te proberen haar man zover te krijgen dat die toestemming verleent. Michiel kan aan de redelijke argumenten van de dominee uiteindelijk geen weerstand bieden en gaat akkoord: het wordt een hervormde doop, tenminste: als het een meisje wordt. Michiel zal op dat moment al wel hebben gevoeld dat hij zichzelf hiermee behoorlijk in de nesten heeft gewerkt …

Het is een meisje

De geboorteakte van Grietjen, die ongewild het middelpunt werd van een religieuze rel.

Op 29 oktober is het zover. De bevalling kondigt zich aan en het is inderdaad een meisje. Ze wordt Grietjen genoemd. Maar dan beginnen de moeilijkheden. De kersverse vader wordt vooral door zijn moeder, maar ook door pastoor Clercx, zwaar onder druk gezet om de belofte aan zijn vrouw weer in te trekken. Als hij geen andere mogelijkheid meer ziet om dat dan maar te doen, is het Bartjen die zwaar teleurgesteld is. Zij zoekt steun bij protestante huisgenoten. Het gezin heeft namelijk nog geen eigen huis en woont bij andere mensen in.

Kind uit de handen gegrist

Het protestante deel van het huis is vastbesloten om de doop in de Martinikerk te laten doorgaan en vraagt aan de dominee om de plechtigheid op zondag 7 november te laten plaatsvinden. Het kind wordt die bewuste ochtend door de protestante huisgenote van Bartjen naar de kerk gebracht. Als ze het huis al uit zijn, krijgt Michiel dit door. Samen met enkele familieleden gaat hij de vrouw met de baby achterna en grist haar het kind uit de handen. Enkele – katholieke – familieleden maken daarbij hatelijke opmerkingen over het protestante geloof. Vervolgens gaat het hele gezelschap in optocht naar de katholieke kerk, waar pastoor Clercx op zijn beurt klaar staat om het kind katholiek te dopen.

Grote verontwaardiging

De gang van zaken is uiteraard ook in de hervormde kerk al snel bekend en de verontwaardiging over deze katholieke streek is groot. Dominee Immink schrijft over de zaak een verhaal in de Kerkbode. De dominee gaat daarbij uiteraard uit van zijn eigen waarheid. Hij beschuldigt niet alleen de echtgenoot van het breken van zijn belofte, maar ook de pastoor die al bij het doopvont klaar stond. Die moet dus van de hele zaak op de hoogte zijn geweest!

Bartjen is kleermaker van beroep en het merendeel van zijn klanten is protestants. De hele heisa rondom de doopkwestie zorgt ervoor dat hij veel van zijn – protestantse – klanten kwijtraakt. Het gezin vervalt, uiteraard inclusief moeder Bartjen en dochter Grietjen, in armoede.

‘Teregtwijzing’

Een advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van 3 maart 1842 van alle boekwerkjes die er over deze kwestie zijn verschenen.

Het duurt niet lang of pastoor Clercx krijgt het artikel uit de Kerkbode onder ogen. Wat hij leest maakt hem woedend. Ook zijn waarheid is nu eenmaal totaal anders dan die van de dominee. Clercx besluit dan ook een manifest te schrijven onder de titel: ‘Teregtwijzing aan den Evangelischen Kerkbode’ (kosten 10 cent).

Pastoor gaat er met gestrekt been in

Mijnheer pastoor gaat er met gestrekt been in. Al in het begin van het epistel stelt hij: … het beginsel van het protestantisme is het verdraaien van de waarheid’.

De belofte van de echtgenoot om toe te staan dat het kind protestant zou worden gedoopt, is volgens de pastoor niet waar – en kan ook niet waar zijn – omdat hij bij het sluiten van zijn huwelijk heeft beloofd alle kinderen katholiek te laten dopen. Als hij dat niet zou beloven, zou het huwelijk immers niet kunnen doorgaan. De man moest dit dus wel toezeggen, want het kindje diende zich al aan.

Laffe beuzelpraat

Dat ook de vrouw rechten zou hebben om te beslissen over de doop van hun gezamenlijke kind, wordt door de pastoor glashard ontkend. Hij schrijft: En helaas! Nu krijgt zij het op de zenuwen, zij valt in een flaauwte; dit moet zeker wel akelig en zeer aandoenlijk zijn voor iemand, die, zoo als Dominé, met het fijn gevoel der vrouwen bekend is, maar terwijl dit niet van mijne gading is, zal ik mij bij deze laffe beuzelpraat niet langer ophouden.’

Mijnheer pastoor besluit zijn betoog met de opmerking: ‘Moge dit ergerlijke voorval toch overal de oogen der Catholijken openen, en vooral der jongelingen en jonge dochters tot een voorbeeld en waarschuwing dienen, om hen eenen altoosdurenden afkeer tegen de gemengde huwelijken in te boezemen’.

‘Teregtwijzing der teregtwijzing’

Uiteraard kan zijn tegenstrever, dominee Immink, het katholieke pamflet niet onbesproken laten. De dominee besluit dan ook er een nieuw verhaal tegenover te zetten met al titel: ‘Teregtwijzing der teregtwijzing van Pastoor Clercx.’ (kosten 20 cent) Hierin verhaalt hij op een uitvoerige manier, zoals alleen een 19e-eeuwse predikant dit kan, hoe de hele geschiedenis rond de dooprel heeft plaatsgevonden, uiteraard gezien door zijn eigen Hervormde bril. Tegelijkertijd roept de dominee in zijn stuk op tot verdraagzaamheid en vrijheid van geweten binnen het huwelijk, zowel voor de man als de vrouw.

IJzige sfeer; niets opgeleverd!

Ook verhaalt hij nog over een bezoek dat hij al enkele dagen na de rel van 7 november bracht aan de pastoor. Dat gesprek blijkt in een ijzige sfeer te zijn verlopen en heeft verder niets opgeleverd!

Landelijke aandacht

De Doesburgse geloofsstrijd krijg ook landelijk aandacht. Enkele kerkelijk gelieerde bladen berichten er over en er zijn verwijten over en weer.

Hoe het met het gezin van Michiel en Bartjen verder ging?

Na Jacobus en Grietjen krijgen ze nog tenminste vier kinderen. Waar de familie tijdens de dooprel precies woont, is niet bekend, maar later vinden ze een huis gevonden in de Bresstraat. Bartjen overlijdt daar in 1860. Ze is dan nog maar 45 jaar oud. Het lot van Grietjen, het dochtertje dat het middelpunt is van dit conflict, is nergens in de archieven terug te vinden. Dit doet vermoeden dat ze al op hele jonge leeftijd is overleden en dat dit niet is aangemeld. Vader Michiel is later met zijn gezin naar Rotterdam vertrokken. Als kleermaker kan hij in Doesburg zijn gezin niet meer onderhouden en in de havenstad zoekt hij nieuw werk. Hij overlijdt in Rotterdam, in 1890, op 71-jarige leeftijd. Daarmee overleefd hij zijn vrouw Bartjen 30 jaar.

Colofon

Research en tekst: Bert Stulp
Tekstbijdragen: Theo Maas

Bronnen:

Delpher
Digitale bibliotheek van de Nederlandse Letteren; dbnl.org 
Opregte Haarlemsche Courant, maart 1842
Google
Wikimedia Commons

Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen

Doesburg, oktober 2023

Meer weten?

De Doesburgse Doopkwestie; zieltje gered!

Er is wel meer te vertellen over tegenstellingen tussen katholieken en protestanten in Doesburg. Lees bijvoorbeeld het verhaal dat Henja Nelson maakte in september 2022: 1872: ‘Geuzen’ tegenover ‘Papen’, over een feest dat uitliep op rellen. In de kantlijn van dat verhaal komt ook ‘Doesburgse Doopquestie’ aan bod met als titel: De Doesburgse Doopkwestie; zieltje gered!

Pastoor Clercx

Joannes Hubertus Clercx werd geboren in Arnhem op 21 januari 1795. Hij werd tot priester gewijd in 1817 en werd daarna assistent in Bemmel. In 1818 werd hij kapelaan in Oosterholt, in 1824 pastoor in Harderwijk en in 1830 in Doesburg. Hij aanvaardde zijn emeritaat en overleed een week daarna in het Elisabeth Gesticht in Arnhem op 26 juni 1872. Clercx schreef artikelen in de Catholijke Nederl. Stemmen en gaf in eigen beheer het pamflet uit: Teregtwijzing aan de Ev. Kerkbode (Doesburg 1842).

Dominee Immink

Wernerus Immink was de zoon van Petrus en Aleida van Laer en werd geboren op 28 september 1806 in Ootmarsum. Hij werd in 1822 als student ingeschreven in Amsterdam en daarna in 1824 in Leiden. Als student werd Immink daar met goud bekroond voor het antwoord op een prijsvraag van de theologische faculteit. Op 13 september 1829 deed hij intrede in Kamperveen en in 1836 werd hij naar Doesburg beroepen. Deze gemeente diende hij tot zijn emeritaat in augustus 1858. Daarna vestigde hij zich in Velp, waar hij op 12 februari 1876 overleed. Hij was getrouwd met Johanna Elisabeth Ninaber (1809-1876). Hij gaf in eigen beheer uit: Teregtwijzing der teregtwijzing van pastoor Clercx, medegedeeld aan een vriend (twee drukken, Doesburg 1842).

Over de auteur

Bert Stulp, 75 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen- en 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.

Instagram
WhatsApp