Ga naar de inhoud
In 1768 is de grens met Kleef dichterbij dan nu de Duitse grens. Exact op deze plek werd een Doesburgse politieagent het land uitgezet, aan zijn lot overgelaten en vermoord.

Het land uitgezet, aan zijn lot overgelaten en vermoord

Na ongeveer een uur slaap wordt Berent de Gier door zijn dochter wakker gemaakt. Geschrokken vertelt ze hem dat er op deur wordt gebonsd, en dat ook de hond hard is begonnen te blaffen. Berent gaat naar beneden en neemt voor de zekerheid zijn pistool mee. Hij hoort het nu ook zelf. Er wordt hard op de deur gebonkt en er wordt geschreeuwd. Aan het gepraat hoort hij dat het gaat om 2 of 3 personen. Hij roept: ‘wie is daar?’ en ‘wat willen jullie?’ maar krijgt geen antwoord. Het lijkt of iemand probeert de deur uit de hengsels te lichten. Opeens is het stil. Hebben de belagers het hazenpad gekozen? De Gier is nieuwsgierig geworden en open voorzichtig het bovendeurtje.

Dode soldaat

Dat deurtje is nog niet eens helemaal open als er plotseling iemand uit het duister komt opdoemen en Berent aanvalt. Die schrikt enorm, pakt in een reflex zijn geladen pistool en schiet op de indringer. Die loopt nog een paar passen en valt dan neer. Terwijl De Gier het huis via het raam aan de achterkant verlaat en zich meldt bij de schout, brengen de metgezellen van de neergeschoten man hun kameraad naar de hoofdwacht. Daar overlijdt het slachtoffer als gevolg van de opgelopen schotwond. Het blijkt te gaan om Jan Hompesch, een soldaat die in Doesburg is gelegerd.

Rond de eeuwwisseling van 18e naar 19e eeuw zag een politieagent in uniform er ongeveer zo uit. In het Doesburg van 1768 zal het beeld niet veel hebben afgeweken.
[klik/tik voor groot]

Met zijn tweeën gaan De Gier en de schout terug naar de plek waar de persoon is neergeschoten, maar bij het flikkerlicht van een haastig meegenomen lamp constateren ze dat de persoon er niet meer ligt. De twee politiemensen melden zich vervolgens bij de burgemeester en doen daar verslag. De burgemeester geeft de schout opdracht om de Gier in het stadhuis in hechtenis te nemen.

Er komt een rechtszaak

Op 26 juli 1768 komt de zaak voor bij het het gerecht in Arnhem. Berent de Gier bekent meteen dat hij het pistoolschot heeft gelost, maar vraagt de rechtbank om begrip voor de uitzonderlijke situatie waarin hij zich bevond. Hij doet een beroep op, zoals dat nu heet, noodweerexces. Om te bepalen of de gebeurtenis ook echt heeft plaatsgevonden zoals De Gier beschrijft, wordt ook diens dochter verhoord. Die bevestigt het verhaal van haar vader in grote lijnen. Ook Berents vrouw Gerarda wordt gehoord, maar aan haar getuigenis heeft de rechtbank niet zoveel omdat, volgens verslaggever Brantsen: ‘… zy zedert dien tyd geheel mymerende enals weesenloos is geworden’

Er worden geen andere getuigen opgeroepen. Kennelijk heeft de hoofdwacht niet goed opgelet wie de zwaargewonde man hebben binnengebracht.

Zelfverdediging? Vergeet het maar!

Berent de Gier heeft pech. Aan het einde van de 18e eeuw is noodweerexces geen reden voor vrijspraak of strafvermindering. De rechters in die tijd vinden dat de verdachte ook een andere keuze had kunnen maken. Hij had de deur gesloten kunnen houden of kunnen vluchten. Hij wordt dan ook schuldig bevonden, niet aan moord gelukkig, maar aan doodslag (toen manslag geheten), Zijn straf: twee jaar verbanning uit het vorstendom Gelre en de graafschap Zutphen. Berent zal de grens worden overgezet naar Kleefs territorium. Of de Kleefse autoriteiten hiermee akkoord waren, wordt niet duidelijk. Waarom het uit de hand gelopen incident op die avond van de 15e mei 1768 is ontstaan, wordt tijdens de rechtszaak niet opgelost.

Eigen rechter

Op 13 augustus van datzelfde wordt de straf ten uitvoer gebracht. ‘s Ochtends in alle vroegte marcheert een klein groepje gewapende mannen de Meipoort uit. In hun midden Berent de Gier. 

Achter dit groepje heeft  zich een flink aantal Doesburgers verzameld, nieuwsgierig naar hoe de Gier zijn straf ondergaat. Niet iedereen in deze groep heeft goede bedoelingen. Onder de volgers bevinden zich nogal wat collega’s en vrienden van de doodgeschoten Hompesch. Zij vinden dat de Gier veel te laag is gestraft en zijn van plan om voor eigen rechter te gaan spelen zodra de kans zich voordoet.

Uitgezet naar Kleef

In 1768 is de grens met Kleef dichterbij dan nu de Duitse grens. Het dorp Wehl bijvoorbeeld, is een Kleefse enclave en de stoet trekt in die richting. Onderweg probeert een aantal Doesburgers de arme de Gier te pesten. Er worden kluiten modder en andere voorwerpen gegooid. De manschappen die Berent moeten beschermen zijn weliswaar gewapend, maar kunnen weinig uitrichten. Onder het groepje pestkoppen bevindt zich een zekere Christoffel Paul, 27 jaar, timmerman en geboren Doesburger.

[klik/tik voor groot]

De grens tussen Gelre en Kleefs gebied wordt gevormd door een klein houten bruggetje over de Wehlse Wetering. Tegenwoordig ligt daar een stenen brug over een heel smal watertje, de Wehlse Beek. Vandaag de dag vormt deze sloot de gemeentegrens tussen Bronkhorst en Doetinchem, maar in de 18e eeuw was dit een nationale grens. Aan de andere kant lag het koninkrijk Pruisen.

> Meer weten over de Kleefse enclaves? (video)

Zodra de groep het bruggetje is gepasseerd, zit de taak van de begeleiders erop. De mannen beginnen aan de terugtocht, en laten De Gier onbeschermd achter. De achtervolgers zien nu hun kans schoon. Ze beginnen hard op de politieman in te slaan ‘met stokken en ander wapentuig’. Berent probeert aan zijn belagers te ontkomen door te vluchten en zich te verbergen in een bosje bij boerderij Banningshof. Hij heeft echter zulke ernstige verwondingen opgelopen dat hij niet lang meer heeft geleefd. In het rechtbankverslag van Brantsen worden die gruwelijke verwondingen één voor één opgesomd. Het verslag vermeldt ook dat de daders op de vlucht zijn geslagen en zich lang niet in Doesburg hebben laten zien. Toch lukt het justitie om de aanstichter van de matpartij in de kraag te grijpen. Het blijkt Christoffel Paul te zijn. Als die zich ruim een maand na de moord voor het eerst weer in Doesburg vertoont wordt hij meteen opgepakt.

De grens tussen het 18e eeuwse Gelre en Kleef is nu een sloot tussen Bronkhorst en Doetinchem.

Ook Paul wordt voor het gerecht gebracht. Hij bekent dat hij als eerste De Gier met een stok heeft geslagen maar dat dit ‘met de beste bedoelingen’ was. Volgens de verdachte is de stok niet meer dan ‘een takje met wat bladeren er nog aan’ die hij tijdens de tocht naar de Kleefse grens van een boom heeft getrokken. Hij heeft De Gier zachtjes op de rug geslagen om aan te geven dat die in gevaar was en dus maar beter kon vluchten. Volgens Paul heeft Berent dit signaal goed begrepen en is hij inderdaad op de vlucht geslagen. Dat hij later met ernstige verwondingen in een droge sloot is gevonden, tja, daarvan is ook Paul heel erg geschrokken. De Gier was immers een goede vriend van hem. Hij had hem bij zijn vlucht nog een goede nacht gewenst en hem verzocht vooral de groeten te doen aan zijn vrouw en zijn ouders. Nee, het heeft beslist niet aan hem gelegen dat De Gier op zo’n akelige manier aan zijn einde is gekomen. Hij is er zelf kapot van …

De rechtbank heeft er niet veel moeite mee dit verhaal te ontkrachten. Er zijn nogal wat getuigen die hebben gezien dat Christoffel er met een flinke stok, en beslist geen takje, fors op heeft losgeslagen.

Geen verweer voor Paul

Een van die getuigen formuleert het zo: met een blaauwe rok aan, die hy hadde hooren zeggen uit de Stadt te zyn, den nedergeslagenen eerst geslagen heeft met een stok, agter over de schouders en in den nek, langs ‘t aangesigt, hem nalopende wel 30 treden verre’.

Ook het verweer van Paul op de vraag waarom hij zolang uit Doesburg is weggebleven overtuigt de rechters niet. Hij beweert namelijk dat hij wel snel naar de stad is teruggegaan maar dat zijn vrouw hem heeft gemaand weg te blijven. Zij zou hem hebben verteld dat overal in de stad briefjes hingen waarop stond dat hij de dader was van de moord op de Gier. Of zijn vrouw hierover is gehoord en of zij haar man mogelijk heeft verraden, wordt uit het rechtbankverslag niet duidelijk.

Van het verweer van Christoffel Paul blijft niets over. Hij wordt schuldig bevonden aan de moord op de weerloze Berent de Gier. Zijn straf bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat als volgt: op de plek waar gewoonlijk executies worden voltrokken zal hij worden gestraft ‘met het zwaard over het hoofd’, een straf die in de 18e eeuw vaker wordt opgelegd. De veroordeelde gaat op zijn knieën gaan zitten en de beul zwaait enkele keren met het zwaard rakelings over het hoofd.

Deze rituele straf moet vooral worden gezien als een laatste waarschuwing. De volgende keer wordt het zwaard niet vlak boven, maar direct onder zijn hoofd geslagen. Het tweede deel, en de echte straf voor Christoffel Paul, volgt daarna. Hij wordt voor eeuwig verbannen uit het  vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen. Als hij zich toch nog een keer ergens vertoond volgt onherroepelijk de doodstraf – door onthoofding.

Het is niet helemaal zeker wat er uiteindelijk is geworden van deze Christoffel Paul? Hij is immers verbannen. We heeft het er alle schijn van dat hij naar Zeeland is vertrokken. Op 13 oktober 1798 schrijft hij zich in bij de Ned. Hervormde kerk in Noord-Gouwe op Schouwen-Duiveland. Ook zijn vrouw Gerarda Roesing en hun (waarschijnlijke) dochter Dirkje doen dat op, dezelfde datum. In 1802 vertrekt het gezin weer, nu naar Zierikzee. Of het gezin direct na de verbanning uit Doesburg naar Zeeland is vertrokken is niet zeker, maar ligt wel voor de hand. In Zeeland woonden veel mensen met de achternaam Paul, en hij had er mogelijk familie.

Een gedeelte van de overlijdensakte van Christoffel Paul, de Doesburgse moordenaar. Duidelijk is dat hij in Doesburg is geboren en 73 jaar is geworden. De naam van zijn vrouw, Gerarda Roesing, is hier verkeerd gespeld. Vader en moeder zijn niet bekend.

Christoffel Paul overlijdt op 24 november 1813 in Zierikzee. Zijn vrouw sterft daar een jaar later. Nederland is in 1813 een deel van Frankrijk dus is de overlijdensakte in het Frans opgesteld. Het is maar de vraag of iemand in Zierikzee iets wist van zijn duistere verleden in Doesburg.

Colofon

Research en tekst: Bert Stulp
Tekstbijdragen: Theo Maas

Bronnen:

Delpher
Digitale bibliotheek van de Nederlandse Letteren; dbnl.org 
Antiquariaat Arine van der Steur; arinevandersteur.nl
Spannende Geschiedenis; spannendegeschiedenis.nl
Mijn Gelderland; mijngelderland.nl
Wikimedia Commons

Eindredactie: Theo Maas
Vormgeving: Han Jansen

Doesburg, november 2023

Meer weten?

Overval of kwajongensstreek?

Achteraf lijkt de aanleiding tot dit treurige verhaal niet meer dan een kwajongensstreek. Gebonk op de deur en luid geschreeuw? Als het echt een poging was tot een overval, dan wel een hele domme! Ook het vroege tijdstip – veel mensen waren nog wakker – doet meer denken aan een onhandige wraakactie dan aan een serieuze overval. Bovendien blijkt nergens dat de aanvallers gewapend waren.

Berent de Gier was politieman en zal zich bij een deel van de Doesburgse bevolking niet geliefd hebben gemaakt. Misschien was er iets voorgevallen waar iemand het niet mee eens was en moest Berent maar eens goed schrik worden aangejaagd. De Gier vatte dat heel anders op en dacht dat hij in levensgevaar verkeerde. In paniek loste hij een schot, met noodlottig gevolg …?

’Comedievertooning met zwaard’

Over de straf voor Paul ‘zwaard over het hoofd’ schrijft Jacob Domela Nieuwenhuis in zijn inleiding tot het crimineel wetboek voor het koninkrijk Holland het volgende: Hier te lande schonk het souverein besluit van 11 December 1813 ons den ‘nationalen’ wurg- en geeselpaal, de ‘nationale’ galg en de ‘nationale’ comedievertooning met zwaard, blinddoek en zand (zwaaien met het zwaard over het hoofd), gepaard met al de toebereidselen tot tenuitvoerlegging der doodstraf.

C. van der Burg krijgt het zwaard over het hoofd’ [Leeuwarden 16-5-1789], gravure door R. Vinkeles naar J. Buys. Bron: Antiquariaat Arine van der Steur [klik/tik voor groot]

Het werd in de loop van de 18e eeuw kennelijk als een betere of meer rechtvaardige straf gezien een veroordeelde een laatste waarschuwing te geven in plaats van de doodstraf. Ook in het volgende citaat uit dezelfde inleiding blijkt een andere, menselijkere benadering van veroordeelden: Na verschillende vruchtelooze pogingen tot het verkrijgen eener nieuwe nationale strafwetgeving bracht de wet van 29 Juni 1854 althans eenige gewichtige partieele verbeteringen aan. De Minister van Justitie, Mr. Dirk Donker Curtius, die zijn naam aan dien maatregel verbond, schetste het karakter en de strekking dier wet aldus: 1o. geene wraakneming meer; 2o. zoo min mogelijk eene onuitwischbare vlek op den misdadiger te werpen; 3o. vrijheid voor den rechter, om de grootere of geringere toerekenbaarheid in aanmerking te nemen.

Over de auteur

Bert Stulp, 75 jaar. Studeerde Sociale Geografie Rijksuniversiteit Groningen. Heeft gewerkt als leraar aardrijkskunde in Hengelo-Overijssel. Specialiseerde zich na zijn pensionering in verdwenen dorpen in Nederland en publiceerde hierover een serie van 5 boeken (ISBN: 9789079538096). Richt zich nu op de lokale Doesburgse geschiedenis, met onder andere de brochure ‘Vijf bijzondere Doesburgse gevelopschriften’ voor Monumentenvereniging Doesburg en verhalen op Doesburg Vertelt. Is getrouwd met Antoinette en heeft 3 eigen en 3 bonuskinderen en 13 kleinkinderen.

Instagram
WhatsApp